Art framing

Aquarel

Aquarelleren lijkt een makkelijke schildertechniek, toch is het de een van de moeilijkste schildersvormen want het vereist veel concentratie en een trefzekere hand, vooral omdat fouten eigenlijk niet hersteld kunnen worden, dit in tegenstelling tot olieverf waar men eenvoudig opnieuw een lichte kleur over een donkere kan zetten. Het is in de aquareltechniek dus moeilijker de tonaliteit te beheersen. In de olieverftechniek werkt men meestal van donker naar licht en worden de hoogsels, de lichtaccenten, als laatste opgezet. Bij het aquarel werkt men vaak omgekeerd nat-op-droog van licht naar donker, waarbij steeds meer pigment toegevoegd wordt. Men begint bij de uit te sparen witte partijen en gaat dan steeds verder in de richting van de schaduwpartijen. Dit maakt het uiterst lastig vooraf te bepalen of de kleurtonen wel correct op elkaar zijn afgestemd. Daarbij leidt het tot een weinig spontane en wat vlekkerige tekenachtige stijl. Alleen de meest virtuoze aquarellisten zijn in staat om zonder fouten te maken omgekeerd van donker naar licht te werken en beheersen de vervloeiing zo perfect dat ze meteen nat-in-nat de gewenste toon kunnen treffen. Er bestaan verschillende methoden deze moeilijkheid te omzeilen. In de 19e eeuw gebruikte men meestal dekkend gouache om de hoogsels aan te brengen. Nog steeds hebben veel verfkisten een tube zinkwit ("Chineeswit") om de aquarelverf dekkend te maken. In feite past men dan een gemengde techniek toe. Tegenwoordig maakt men wel gebruik van afdekmiddelen om de lichte partijen te beschermen, vroeger van een sjabloon. Men kan ook met een harde kwast of een sponsje te donkere partijen wat "ophogen". Onderwerpen die zich bijzonder lenen voor aquarelleren zijn wateroppervlakken en landschappen met opvallende lucht, maar ook wordt aquarel veel gebruikt voor stillevens en portretten. Vóór de uitvinding van de fotografie werden aquarellen veel gebruikt voor wetenschappelijke ilustraties van planten en dieren. In gemengde technieken kan aquarel goed gecombineerd worden met tekeningen in Oost-Indische inkt, met pastelkrijt (dat ook oplost in water), met gouache of met potlood of houtskool. Waterverf en olieverf zijn echter niet goed te combineren: ze stoten elkaar af. Over een oliehoudende laag kan dan ook niet meer met aquarelverf heen gewerkt worden. Wie pasteuze verf wil combineren met aquarelverf kan acrylverf gebruiken, dat in grote verdunning ook een aquareleffect geeft maar watervast opdroogt. Paul Klee combineerde vaak zijn aquarellen met andere verfsoorten waardoor een soort van gemengde techniek ontstond.